Onze kerncentrale werkt in principe als een grote stoommachine. Het verschil zit hem in de brandstof: uranium in plaats van kolen. Bij een kerncentrale worden in een reactor uraniumatomen gesplitst die warmte produceren. Daarmee maken we stoom die een turbine aandrijft die elektriciteit opwekt. Omdat er in het proces ook radioactieve stoffen ontstaan, heeft een kerncentrale veel veiligheidsvoorzieningen. Die maken de kerncentrale tot een bijzondere, maar zeer veilige installatie.

In het hart van de kerncentrale bevindt zich de kern met de splijtstof, veilig afgeschermd door staal en beton. In de kern wordt warmte geproduceerd door in de splijtstof uraniumkernen te splijten. Vandaar de naam splijtstof.

Eerste kringloop

De warmte uit de kernsplijting wordt opgenomen door water van de eerste (nucleaire) kringloop. Dat circuleert onder hoge druk door het reactorvat. Met deze warmte wordt stoom gemaakt in de tweede (niet-nucleaire) kringloop van de stoomgenerator. De stoom drijft een turbine aan. Die zit op een as die een generator aandrijft.

Tweede kringloop

De stroom die de generator opwekt, wordt aan het elektriciteitsnet geleverd. De hete stoom wordt in een condensor gekoeld tot water. Dat koelen gebeurt door koud oppervlaktewater uit de Westerschelde langs het stoomsysteem te voeren.